Denkfout 1: Intolerant, dat is de ander!
Toen ik een proefschrift schreef over tolerantie, wist altijd wel iemand mij te vertellen over intolerante anderen. Moslims die vrouwen onderdrukken, PVV-ers die tegen de komst van vluchtelingen zijn, weigerambtenaren die geen homohuwelijken sluiten. Daar zou je onderzoek naar moeten doen, voegden ze er fijntjes aan toe. Terwijl ik onderzoek deed naar intolerantie jegens moslims in Nederland, werd ik er vooral op gewezen dat moslims zelf ook niet al te tolerant zijn. Opvallend aan deze gesprekken was dat het altijd de ander is die wordt voorgesteld als intolerant.De spreker zelf is kennelijk heel tolerant.
Iemand die vindt dat omwonenden die protesteren tegen de komst van een azc intolerant zijn, is kennelijk positief over immigratie, maar tegelijkertijd intolerant ten opzichte van hen die er anders over denken. In mijn onderzoek kwam ik veel intolerantie tegen jegens moslims, maar minstens zoveel jegens PVV’ers. Dat is de makke van tolerantie: we accepteren graag waar we in geloven, maar wijzen levenswijzen, visies en voorkeuren die niet de onze zijn, af.
Dus geldt voor ons allemaal: we zijn tolerant en we zijn intolerant, afhankelijk van wat of wie we beoordelen. Tolerantie is niet het accepteren van vluchtelingen, tolerantie is accepteren dat anderen protesteren tegen de komst van vluchtelingen. Het is hoog tijd om de intolerantie in onszelf te erkennen. Alleen dan kunnen we beginnen te begrijpen hoe moeilijk het is om intolerantie van anderen te veranderen.
Denkfout 2: Tolerantie, dat is toch zeker mijn eigen zaak?
Tolerantie kun je zien als een collectief goed. Net als het milieu, voedselveiligheid, gezondheidszorg; we worden er allemaal beter van, we genieten er allemaal van mee en we betalen er ook allemaal aan mee. Een voorbeeld. Als ik mijn afval scheid en ik loop naar de glasbak met een tas vol glas, kost dat moeite. Ik ben er tijd aan kwijt om het weg te brengen, ik heb thuis een vieze tas in de keuken staan, het neemt ruimte in en ik word er chagrijnig van. Toch doe ik het, want het gezamenlijke belang op lange termijn, een schoon milieu, is groter dan mijn eigen ‘kosten’ op korte termijn.
Denkfout 3: Als we intolerantie niet uitroeien, komen onze tolerante waarden in gevaar.
In welke mate moeten we ruimte geven aan intolerante opvattingen? Waar ligt het kantelpunt waarbij tolerantie voor intolerantie ten koste gaat van onze vrije, open en democratische samenleving? Deze zorg is prominent aanwezig en laait op als vrouwen worden aangerand in Keulen, imams haat prediken, homo’s in elkaar worden geslagen. Terechte zorg. Toch is het grote gevaar niet de intolerantie van sommige minderheden. Een grotere bedreiging voor een vrije en democratische samenleving is het de kop indrukken van opvattingen die door een meerderheid als ongewenst worden gezien. Een democratische samenleving houdt niet alleen in dat de meerderheid beslist, maar ook dat de rechten van minderheden beschermd worden. Juist het recht van minderheden om er anders over te mogen denken. Dus mogen christenen op de Veluwe net als conservatieve moslims homoseksualiteit afkeuren. Zo lang de grens bewaakt wordt tussen denken en doen (homoseksualiteit afkeuren is niet hetzelfde als homo’s discrimineren) is het denken in Nederland vrij. Dat kun je onaangenaam vinden, maar niet verbieden. En zeker niet in naam van de tolerantie.
Denkfout 4: We moeten onze normen en waarden voorschrijven
In Scandinavië, maar ook in Nederland, gingen na de aanrandingen in Keulen stemmen op asielzoekers te verplichten een cursus te volgen waarin de ‘Westerse’ (seksuele) normen en waarden worden overgedragen.
Asielzoekers vinden deze cursus vernederend; ze bestrijden de Westerse normen en waarden helemaal niet, maar eisen het recht op anders te denken over bijvoorbeeld de positie van de vrouw in het huwelijk. Het recht te mogen denken wat je wil en te leven zoals je wil werd hun in veel landen van herkomst juist ontnomen.
Het is de vraag hoe moreel acceptabel het is nieuwkomers voor te schrijven hoe ze dienen te leven en wat ze moeten geloven. Bovendien werkt dwang, als het al moreel acceptabel is, averechts.
Hier dient zich de volgende paradox van tolerantie aan: het bevorderen van tolerantie lukt alleen als het aannemen van ‘nieuwe’ opvattingen, groepsnormen en waarden in vrijheid gebeurt.
Deel uitmaken van een samenleving en onderlinge acceptatie van verschillen vormen het klimaat waarin verandering van opvattingen plaats kan vinden en plaats zal vinden. Met voorschrijven heeft dit weinig te maken. Voorléven van tolerantie, dus respect opbrengen voor de opvattingen van anderen die er fundamenteel anders over denken, werkt beter dan voorschríjven.
In een vrije, open en democratische samenleving zal er altijd spanning bestaan tussen groepen die het met elkaar oneens zijn en elkaars opvattingen te vuur en te zwaard bestrijden.
Dat is mooi; het is het wezenlijke kenmerk van een tolerant land dat deze spanning leidt tot publiek en politiek debat. Ook intolerante opvattingen hebben een plaats in dit debat, verwelkom ze, ze geven je de kans te laten zien dat je echt tolerant bent.
Marjoka van Doorn (1974) is sociaal psycholoog. Met dit artikel won ze de essaywedstrijd ‘De grenzen van verdraagzaamheid’ van de KNAW en NRC. Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsbald op 14 oktober 2016