A social psychology of organizing – boekbespreking door Barbara van Kesteren

De schrijvers Hosking en Morley hebben dit boek geschreven, omdat volgens hen literatuur over organisatiegedrag schrijft over de relatie tussen mensen en de organisatie alsof het Russische poppetjes zijn. Het ene poppetje zit in het andere poppetje en kan weer worden weggehaald, zonder dat de poppetjes verder veranderen. In de literatuur over organisatiegedrag wordt de omgeving vaak gezien als onafhankelijk van de mens.

Door: Barbara van Kesteren

Hosking en Morley hebben relaties tussen personen en de organisatie serieus onderzocht. Op deze manier doen zij eer aan relationele processen binnen organisaties. In dit boek worden relaties tussen personen en hun context gezien en onderbouwd als een gezamenlijke creatie.

Waarvan word ik enthousiast?

In dit boek worden organisatieprocessen bekeken vanuit een sociaal perspectief: mensen hebben invloed op hun omgeving en andersom. Een mens kan nooit losstaan van zijn context.

Daarom is sommige literatuur uit de HRM en de Organizational Behaviour (OB) volgens dit boek te kortzichtig. Binnen de HRM en OB worden mensen, groepen en organisaties als losstaande entiteiten gezien. Het boek noemt deze benadering dan ook wel de entiteitenbenadering.

Ik vind het fascinerend dat literatuur vanuit de HRM en OB zo wordt gezien, aangezien dat twee werkgebieden zijn die met personeel en organisatie te maken hebben. De P en O adviseurs moeten ervoor zorgen dat het personeel goed zijn werk kan doen in de organisatie. Toch, wanneer de literatuur uit deze tak sociale relaties binnen organisaties niet serieus neemt, hoe is het dan mogelijk om voor de mens in de organisatie te zorgen?

In organisaties en bij organiseren zijn sociale relaties de basis. Daar bovenop liggen cognitieve en politieke processen. Cognitieve processen gaan over wat het betekent wat je ziet en doet. Het gaat over het kennen en het weten. Hier is weinig onderzoek naar gedaan vanuit de sociale psychologie. De meeste onderzoeken nemen het sociale aspect niet voldoende mee, en zijn volgens dit boek te entiteitgericht.

Ik vind het interessant om cognitie eens vanuit een sociaal psychologisch perspectief te zien,  de sociale kant van leren en weten. Hoe wordt dit sociaal geconstrueerd?

Ik moet hierbij denken aan verhalenvertellers in Afrika, die generatie op generatie verhalen vertellen. Deze verhalen bevatten kennis over wat bijvoorbeeld eerlijk is, hoe men met elkaar om zou moeten gaan, wat respect is, etc. Volgens mij is dit een sociaal geconstrueerde manier van kennis delen en de wereld om je heen te leren begrijpen.

Hosking en Morley borduren ook verder op onder andere Vygotsky’s theorie over genetische psychologie: de psychologie van de verhalen, mythen en saga’s en hoe kinderen zich via verhalen cultureel ontwikkelen.

Hoe Hosking en Morley kijken naar politieke processen vind ik ook zeer boeiend. Politieke processen worden door Hosking en Morley niet gezien als ‘naughty’, maar als iets sociaals. Het heeft te maken met sociale netwerken en interactie: constant op zoek zijn naar wat de norm is en waar je staat in verhouding tot anderen. Zo wordt ook sociale orde bepaald. In dit licht betekent het dus niet dat de hoogste manager altijd de baas is, maar degene die het hoogst in de sociale orde staat. Macht is dan ook niet iets statisch volgens Hosking en Morley, maar juist telkens verschillend per omgeving.

Politiek binnen organisaties wordt vaak gezien als vervelend, maar voor mij geeft het perspectief wanneer ik in mijn achterhoofd houd dat politiek iets puur sociaals is. Het is iets menselijks en niet altijd met kwade bedoelingen. Als adviseur is dit goed te weten. Je weet dus dat je moet letten op de interactie tussen mensen. “Hoe lopen hier de hazen”, en hoe wordt hier met elkaar gesproken. Dat geeft enorm veel informatie over de organisatie en hoe jij als adviseur iets kunt toevoegen wat er nog niet is. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat je als adviseur binnen een organisatie bent gekomen via de politieke processen (netwerken).

Hoe ergens wordt gesproken geeft ook informatie over wat er echt aan de hand is.

Hoe interactie tussen mensen gaat, wat de taal is van een organisatie en welk gedrag er normaal is, zegt veel over hoe men met bepaalde dingen omgaat. Door hier goed naar te kijken, te vragen en te luisteren, kun je erachter komen wat er echt aan de hand is en waar niet over gesproken wordt. Op basis hiervan kun je een effectieve interventie plegen, waar een organisatie echt mee is geholpen.

Tijdens de nabespreking van mijn presentatie kwam dit ook ter sprake. Hier uit kwam het voorbeeld dat een ‘standaard’ training, bijvoorbeeld feedback geven, niet persé inspeelt op wat er echt aan de hand is en dus de plank mis slaat. De training is niet effectief, want de mensen hebben geleerd om elkaar constructieve feedback te geven maar doen het na een aantal maanden nog steeds niet. Dan is er dus iets anders aan de hand. En daar moet je interventie over gaan.

Telkens kom je in dit boek weer terug bij de basis: alles in een organisatie staat op basis van sociale relaties.

In hoeverre is het boek actueel?

Hoewel het boek in 1991 geschreven is en de wetenschappelijke artikelen die gebruikt zijn stammen uit de jaren veertig, vijftig, zestig, zeventig en tachtig – er is zelfs een artikel gebruikt uit 1932*– is het boek wat mij betreft nog steeds actueel.

Het is een zeer degelijk studieboek. Het bevat veel belangrijke en bekende wetenschappelijke artikelen, die de gemiddelde sociale psychologiestudent voor een gedeelte gelezen heeft tijdens zijn studie. In dit boek streven de schrijvers naar een complete benadering van organisatieprocessen, vanuit de sociologie van de sociale psychologie. In mijn ogen lukt dit de schrijvers.

Een compleet boek over de sociale psychologie, waarin relevante onderzoeken zijn beschreven en met elkaar verbonden, is in mijn ogen zeer waardevol.

Hoewel ik mijn vraagtekens had bij het gebruik van Bartlett’s theorie in het hoofdstuk over cognitieve processen. Bartlett’s theorie gaat uit van het sociaal constructivisme. Het sociaal constructivisme zegt dat mensen authentiek zijn, en gerelateerd zijn aan andere mensen. Zij delen verhalen, waardoor ze beter weten wat de betekenis is van gebeurtenissen.

Ik vind dit nog steeds een beetje neigen naar de entiteitenbenadering. Het sociaal constructivisme gaat nog steeds uit van mensen als losstaande wezens.

Het sociaal constructionisme, past wat mij betreft beter bij de sociale benadering van cognitieve processen. De woorden constructivisme en constructionisme lijken erg op elkaar, toch is er een verschil. Het sociaal constructionisme gaat ervan uit dat mensen verhalen met elkaar delen en zo samen een werkelijkheid creëren. Niet los van elkaar. Naar mijn inzien is dit een meer complete en actuele benadering wanneer je kijkt naar het collectieve weten binnen organisaties.

Hoe kan ik de inzichten uit het boek gebruiken voor mijn eigen praktijk?

 Een heleboel van waar dit boek over schrijft kan ik gebruiken in mijn dagelijkse praktijk. Dit boek zegt immers dat alles in een organisatie gebaseerd is op sociale relaties, waar ik als interventiekundig sociaal psycholoog het meest  mee bezig ben wanneer ik aan de slag ga bij een organisatie als adviseur.

Als sociaal psycholoog richt ik mij op groepsnormen, die onder andere te herkennen zijn aan de manier van communiceren tussen mensen, hoe de interactie verloopt en wat de normale gang van zaken is in een groep. Groepsnormen ontstaan door sociale processen. Een groep creëert een eigen waarheid en een eigen taal. Door hier vragen over te stellen, komt naar voren wat deze waarheid en taal is en hoe de groepsnorm is. De vragen gelden ook meteen als interventie, want zo maak je mensen bewust van hun groepsnorm en stel je deze aan de kaak. Door gesprekken en interactie wordt er eventueel een nieuwe waarheid gecreëerd. Misschien dat op deze manier een groepsnorm aangepast kan worden en meer werkbaar voor een bepaalde (nieuwe) situatie. We gaan ervan uit dat zodra dingen worden uitgesproken en ‘in de ruimte zijn’ ze waarheid zijn.

Waarom zou jij dit boek moeten lezen?

Dit boek is wat mij betreft een basisboek die je moet lezen als je op een of andere manier te maken hebt met sociale processen binnen organisaties.

Ik ben heel blij dat ik dit boek als ‘verplichte kost’ op mijn bordje kreeg. Het is geen boek wat je makkelijk leest, je moet er echt mee aan de slag. Je moet de tijd nemen om het boek uit te pluizen en te begrijpen wat ze precies bedoelen en hoe de theorie in elkaar zit.

Het is een theoretisch boek, dus het is fijn als je met anderen over de inhoud van het boek kunt praten. Zo creëer je met elkaar de betekenis van de theorie die beschreven wordt. Ook kun je op deze manier de link leggen naar de praktijk.

In mijn presentatie heb ik dit geprobeerd. Ik gaf een uitleg en beschrijving van de inhoud van dit boek en wat het volgens mij betekende. Hiernaast vroeg ik mijn collega’s of zij konden bijspringen als ze iets herkenden in hun eigen praktijk. Zo construeer je samen betekenis en waarheid. In dit boek zie ik een link met de onderbouwing van cognitieve processen. De sociale benadering van leren en weten. Door middel van interactie, verhalen vertellen, etc wordt betekenis gecreëerd. Je hebt andere mensen nodig om te weten wat iets betekent.

Na het lezen van dit boek begrijp je de sociale benadering van cognitieve processen, sociale processen en politieke processen in organisaties. Door het boek aandachtig te bestuderen en na te bespreken met collega’s, begrijp je hoe je de theorie terug kunt zien in de praktijk.

Beknopte weergave van de inhoud.

Part 1 Persons, Organization, and Organizing.

Hoofdstuk 1 Persons
Hoofdstuk 2 People in organization
Hoofdstuk 3 people organizing

Korte samenvatting van Part 1.

Vaak wordt een organisatie gezien als een omgeving waarin mensen onafhankelijk van elkaar bewegen. Dit geeft een vertekend beeld van de relationele processen en vertekent in het algemeen de relatie tussen persoon en organisatie.

Een persoon heeft invloed op de omgeving en de omgeving heeft invloed op de persoon. De relatie is wat de omgeving en de persoon creëren.

Politieke processen en cognitieve processen zijn gestoeld op sociale relaties.

Relaties zijn altijd politiek. Cognitieve processen behelzen alles wat te maken heeft met weten en betekenis geven.

De drie processen waar je mee te maken krijgt bij organiseren zijn:

  1. Cognitieve en symbolische processen: persoonlijke en collectieve processen waarin sociale waarheden worden gecreëerd.
  2. Sociale processen: binnen en tussen groepen worden deze waarheden gecreëerd.
  3. Politieke processen: de actoren binnen en tussen de verschillende groepen, verschillen in hun projecten en invloed.

Interactie en relaties zijn een cruciaal aspect van organiseren. Alle actoren hebben elkaar nodig om orde te construeren en om hun eigen projecten waar te kunnen maken.

Sociale relaties zijn het vliegwiel voor de constructie van orde en maken het mogelijk om gezamenlijk actie te ondernemen.

Part 2 Organizing processes.

Hoofdstuk 4 Cognitive processes
Hoofdstuk 5 Political processes

Korte samenvatting Part 2.

Er is relatief weinig aandacht besteed aan hoe onze cognities sociaal zijn geconstrueerd.

Er worden vier grote theoretische perspectieve besproken:

  • Bartlett’s sociaal constructivisme: de sociale kant van geheugen en denken.
  • Vygotsky’s genetische psychologie: de culturele ontwikkeling van het kind. Betekenis wordt gehaald uit verhalen over het sociale leven.
  • Social interactionism: symbolen die iedereen begrijpt.
  • Refentiegroepen en sociale identiteiten als ankers in het sociale leven.

Om effectief te zijn is het belangrijk dat er plaats is om actief open-minded te zijn, dat wil zeggen kritisch te kunnen nadenken zonder bias. Sommige contexten en relaties zijn geschikter dan andere om mensen actief open-minded te laten denken.

Hoe mensen collectief denken hangt af van hoe zij collectief praten. Hoe mensen collectief praten hangt af van de groep waar ze bij horen. Deze groep ondersteunt, of ondersteunt juist niet actief open-minded denken.

Onder politieke processen verstaan we

  1. Mensen hebben de hulp nodig van anderen om zichzelf en de sociale orde te kunnen begrijpen, en om te acteren in relatie tot anderen, objecten en gebeurtenissen.
  2. Mensen verschillen van elkaar in de relaties die ze hebben met hun omgeving en de kansen die ze hebben om invloed uit te oefenen.

Belangrijke politieke activiteiten zijn netwerken en onderhandelen, als sociale activiteiten.

Organisaties worden gezien als shifting coalitions. Coalities blijven bestaan tot er een verandering is in de status quo die de relatie tussen actoren en hun contexten beïnvloedt.

Om te weten wat prestatie is en wat dit betekent, is het nodig om te weten bij welke groep iemand hoort. Omdat je groepen, net als mensen, nooit kunt zien als losstaande elementen, worden in dit boek ‘graden van groepheid’ (degrees of groupness) beschreven.

Part 3 Structure in the process of projects.

Hoofdstuk 6 Formal negotiation
Hoofdstuk 7 Teamwork
Hoofdstuk 8 Top management and its projects
Hoofdstuk 9 Leadership processes

Korte samenvatting van Part 3.

Projecten worden gedeeltelijk opgezet door mensen en gedeeltelijk door hun omgevingen. De mensen creëren culturen die gekarakteriseerd worden door verschillen van waarde en invloed door sociale, cognitieve en politieke processen.

In dit gedeelte van het boek wordt de vraag besproken: hoe organiseert men op manieren die deelnemers meer ondersteunen. Hierbij richt het boek zich op ‘skilful processes’: onderhandelen, teamwork, top management en leiderschap.

Het perspectief dat hier genomen wordt is over het algemeen sociaal constructivistisch. De schrijvers van het boek hebben geprobeerd om te laten zien hoe sociale processen collectief gestructureerd zijn, zodat mensen gevoel van verandering kunnen krijgen en kunnen besluiten wat ze moeten doen.