Ik zie, ik zie wat jij niet ziet is tegenwoordig niet alleen een kinderspelletje, ook volwassenen lijken er geen genoeg van te krijgen. Het blijft grappig om te ervaren dat mensen de ‘werkelijkheid’ op zo verschillende wijze kunnen interpreteren. En recht tegenover elkaar kunnen komen te staan. In de samenleving, in organisaties, in teams, in gezinnen, in vriendengroepen.
Het is grappig, zolang het een spel is en je er niet direct bij betrokken bent. Lastig, als de verschillende visies leiden tot conflicten of ongewenste keuzes. Hoe reageer je dan, wat kun je dan doen?
Als organisatiepsycholoog worden we in bovengenoemde situaties vaak gevraagd als interventiekundige: als buitenstaander tijdelijk in het systeem van de klant stappen, informatie verzamelen en delen, opdat de klant zelf acties kan kiezen (Argyris, 1970). Dat veronderstelt dat er minimaal één iemand is die het belangrijk vindt dat er hulp komt. En dat die jouw bijdrage als behulpzaam inschat, daarop vertrouwt. Aan jou de schone taak ook het vertrouwen te winnen van de andere betrokkenen. En buitenstaander te blijven (Schein, 2005).
Essentieel is dan dat je iedere betrokkene hoort en niet veroordeelt. Vanuit het beginsel dat verschillende mensen iets anders kunnen zien en ervaren in ogenschijnlijk dezelfde situatie (Weick, 1979). En dat vanuit het delen van die zienswijzen een gezamenlijk beeld gevonden kan worden. Dat verschillen er mogen zijn en relaties toch goed kunnen blijven.
Als interventiekundige laat je de spelers het spel spelen en bewaak je vooral de spelregels.
Het kan vaak ook behulpzaam zijn om meer te doen dan het bewaken van de spelregels. Goede vragen stellen, luisteren en begrijpen zullen niet iedereen vanzelf gemakkelijk afgaan, dus oefenen daarin helpt. Dat geldt eveneens voor het goed onder woorden brengen van je eigen gedachten.
Niet alleen in de organisatiepsychologie, maar ook breder in de sociale wetenschappen, bestaan er veel nuttige modellen en werkvormen die kunnen helpen om situaties te duiden vanuit verschillende perspectieven. De kunde is om deze te kennen, de kunst is uit de veelheid de passende te kiezen (Van Kesteren, Laarakker & De Wijs, 2020).
Mijn ervaring is dat in het werken met (groepen) mensen in organisaties ook perspectieven vanuit andere disciplines behulpzaam kunnen zijn, zoals organisatiekunde, systeemdenken, managementtheorieën. Zeker als ‘gepsychologiseer’ contraproductief lijkt te werken door de nadruk op personen en relaties te leggen. In dat geval kunnen die zienswijzen meer algemene dynamieken en patronen aanreiken als verklaring voor gedragingen. En dit inzicht kan helpen bij het adagium ‘niet dieper interveniëren dan nodig is’ (Harrison, 1970).
Maar wat te doen, als je niet de interventiekundige buitenstaander bent? Als je middenin de situatie zit, belangen hebt, risico loopt. Een soort opdracht à la Baron von Münchhausen lijkt het dan. Valt wel mee, want in het dagelijks leven doen mensen dit voortdurend. Vragen als ‘Wat vind jij ervan?’ en ‘Wat zou jij doen?’ klinken vertrouwd.
Misschien is dat proces niet zo bewust en vaardig als wij psychologen wensen, maar wie zijn wij om daarover te oordelen? Als we elkaar maar de vragen stellen: wat is er aan de hand en wat gaan we er aan doen? Dat betekent onderzoeken hoe de ander kijkt naar de omgeving en wat hij of zij dan ziet. En het vraagt openheid geven over de eigen kijk.
Met die houding (onderzoek; openheid) samen de werkelijkheid beschouwen en ontdekken is niet gemakkelijk maar kan, als het lukt, een feest zijn. Wat zou het mooi zijn als iedereen zo (interventiekundig) kan denken en handelen! Dan wordt het spel weer leuk en grappig.
Willem de Wijs is A&O-psycholoog en mede-eigenaar van het Instituut voor Interventiekunde. Hij is kerndocent van de Postmasteropleiding Interventiekunde, helpt organisaties en (groepen) mensen bij hun vraagstukken, en hij is co-auteur van het onlangs verschenen boek ‘De kunst van het interveniëren’. https://www.mediawerf.nl/boeken/de-kunst-van-het-intervenieren
Dit artikel verscheen eerder bij NIP A&O items.